W

door Evert Wilbrink

ROCK ‘N ROLL IS DEAD, BUT I DON’T CARE
In 1977 dacht ik met een opvallende verzamelaar ruim baan te kunnen maken voor het fenomeen punk. Ik werkte indertijd bij BMG-Ariola en charterde m’n vriendjes, Veronicablad-vormgever & Bintangs-oervader Frank Kraaijeveld en de latere Oor-uitgever Gérard Bed, bij m’n veile plannen. De Nederlandse fonografische industrie had net een leuke (vonden zij tenminste) actie bedacht om in NVPI (de Nederlandse Club van Platenboeren) verband allerlei oubollig elpees in een speciale jubileumhoes ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de geluidsdrager te steken. Die hoezen kregen allemaal hetzelfde lelijke (vonden wij tenminste) logo mee dat zo’n beetje een vijfde van het oppervlak besloeg. Wij besloten dat logo te kapen en hadden verder het leuke (vonden wij tenminste) idee om een foto van de koninklijke familie op het bordes van Paleis Soestdijk te verscheuren en die weer voor de hoes in elkaar te plakken met Elvis daar per ongeluk middenin naast de koningin. Door middel van een tekstballonnetje fluisterde wijlen de heer Presley Hare Majesteit haar de titel van het album in: “Rock ’n Roll Is Dead (but I don’t care)”. Met Jules, ik ben even z’n naam kwijt, iets van Despré, van platenzaak RAF aan de Amsterdamse Rijnstraat, die me altijd aan allerlei leuke platen als “Live at Max’s Kansas City”, the International Submarine Band of the Rubber City Rebels hielp, hadden we afgesproken dat-ie daar in de etalage zou liggen en dan zouden we anoniem 5 x 8 bellen met een klacht wegens majesteitsschennis.

Het ging weer eens niet door. De toenmalige directeur van BMG-Ariola, de broodmagere voormalig Jazzwereldjournalist Anton Witkamp, die ooit in een vroeger leven bij platenmaatschappij Phonogram (waar hij ook zou eindigen) Cuby + the Blizzards gedwongen had om Herman Brood wegens ‘drugs’ aan de dijk te zetten, liet zich naar mij toe nooit echt als een liefhebber van humor kennen. Hij was er bang voor dat de NVPI het gebruik van het 100 Jaar Edison-logo niet zou waarderen en BMG-Ariola als lid zou royeren. En Elvis en de Koninklijke Famieje daar moesten we ook van afblijven. Ik ben heel wat keren bij BMG ontslagen, maar die keer kwam het er dus net niet van, want... ik had al een ander idee. De samenstelling van de elpee bleef hetzelfde. Van de Sex Pistols tot Eddie & the Hot Rods en van Johnny Moped tot “Roadrunner” van Jonathan Richman. Er stonden ook heel wat bandjes op die ik nu geen punk meer zou durven noemen, al zou het alleen maar zijn om geen knal voor m’n kanus te hoeven krijgen van Lemmy Kilminster van Motörhead. The Rubinoos openden het album nog steeds met “Rock ’n Roll Is Dead (but I don’t care)”, maar dat was niet langer de titel van het album. “Geef voor New Wave” werd het. Een liefdadigheidsalbum waarvan alle royalties naar New Wave artiesten zouden gaan. Voorop dezelfde collectebus die Jantje Beton nog steeds gebruikt. De reclamecampagne liet onze magazijnbediende Gerard Kosterman (tegenwoordig manager van Danny Malando) aan het woord: een ‘new wave’ artiest die van ellende tussen de Ariola platenrekken moest werken. En Herman Brood, die door de kommer en kwel van de ‘new wave’ aan de drugs was geraakt. Het duurde nog geen week of we werden voor de rechtbank gedaagd. Het NVV, althans de Roermondse afdeling van Nederlands grootste vakvereniging, klaagde ons aan omdat ze er heilig van overtuigd was dat lang niet alle royalties naar ‘new wave artiesten’ zouden gaan. Het liep met een sisser af. Maar achteraf hadden ze misschien wel een beetje gelijk: Tom Petty, op de LP met “Anything That's Rock 'n' Roll”, is terugblikkend over m’n schouder vandaag de dag toch wel heel erg ‘establishment’ te noemen.


“Rock ’n Roll Is Dead (but I don’t care)”. Dit verhaal moet aansluiten op m’n lamentaat van de vorige keer, waar ik onder de titel “Wat Is Er Met De Muziek Gebeurd” liep te huilen dat het vroeger allemaal zo goed was, een ouwe lul met heimwee naar de ‘gouwe ouwe tijd’ en de ‘hits van gisteren’. Was dat niet hetzelfde nummer waarin ondergetekende zo’n hemelhoog juichende recensie over Bob Dylan’s “Tell Tale Signs” geschreven had?

Ik liep nog na te gonzen van de ideeën over deel 2 en 3 van het vervolgverhaal over de jaren zestig en zeventig toen tijdens het geweldige, vier dagen durende muziekfeest Merlefest in Wilkesboro, North Carolina, me de kreet te binnen schoot: ‘.....maar op Merlefest zag ik het talent van de toekomst!’ En dan heb ik het niet over de geweldige optredens van Linda Ronstadt met Mariachi-band en “Canciones de mi Padre”; een alles tot bedaren brengend concert van Emmylou Harris en een verbluffend uur op het hoofdpodium met de lapsteel en ‘dobro’ van Jerry Douglas. Maar over de jonkies, die tijdens vier dagen Merlefest herhaaldelijk op een van de vijftien podia voorbij kwamen. Cadillac Sky zag ik vier keer. Ik heb ze al eerder in Onze Bladen afgeschilderd als de nieuwe Pink Floyd van de Country wereld en de Led Zeppelin van de Bluegrass. Op dit uitstekende bandje, dat naast messcherpe vocalen, sterke melodieën en uitstekende instrumentenbeheersing borg staat voor een ferme dosis entertainment, kom ik later nog eens uitgebreid op terug, als ze tenminste niet bij ons Corazong Records tekenen en ik niet meer objectief kan zijn. Maar ook de Lovell Sisters mochten er zijn, drie meiden met ook al messcherpe harmonieën waar de Hollies een puntje aan kunnen zuigen, toffe nummers en wederom instrumentaal geweldig. Ook de drie Lovells zag ik drie keer. De jongste zus, Becca, gaat hoog in de IBMA polls scoren op mandoline en de middelste, Megan, geeft op de resonator gitaar (in de volksmond met de merknaam Dobro aangesproken) Rob Ickes en Jerry Douglas een ‘run for their money’. Het nieuwe Lovell Sisters album “Time To Grow” komt aan het eind van dit jaar beslist in m’n top10 te staan.

De nieuwe albums van Dylan en Neil Young komen daar niet in. Ik ben van die twee een beetje treurig geworden. M’n eigen oude superhelden, waar ik alles blind van koop, hebben met hun vorige worpen bij mij fantasties gescoord. “Chrome Dreams II” en “Tell Tale Signs” waren zonder meer mijlpalen, hoogtepunten in de popgeschiedenis. Maar nu? Oeps!

Toen ik voor het eerst naar Bob Dylan’s “Together Through Life” luisterde was ik nog niet geheel bekomen van de sensatie van “Tell Tale Signs”. Ik ging er dus geheel bevooroordeeld van uit dat de door His Alter Ego Jack Frost geproduceerde CD er één van wereldklasse zou zijn. Het is meer een gezellig album voor op de achtergrond geworden. Als iemand eerder zoiets over De Meester gezegd zou hebben was ik heel pisserig geworden. Maar het is niet anders. Een bijna gezellig, voortkabbelend album dus. M’n verwachtingen waren aanvankelijk extra hoog gespannen toen ik zag dat Robert Hunter, een van m’n grootste pennehelden, librettist van zovele Grateful Dead hoogtepunten, maar ook de onvolprezen maker van “Tales Of The Great Rum Runners” en “Tiger Rose”, samen met de man die Samuel Taylor Coleridge en William Shakespeare tot voetnoten in de literatuur heeft teruggebracht, alle teksten geschreven heeft: wat een droomcombinatie. Of… wat een droom hád dat kunnen zijn! Ik dacht al in de termen van “Uncle John’s Band” ‘meets’ “Queen Jane Approximately”? Maar wat hoor ik: ‘shake, shake baby, shake it till the break of day’ en ‘shake, shake mama, raise your voice and pray’… Ik lees hier en daar dat dit een album in de fijnste bluestraditie is. Ammehoela! Geen van deze liedjes kan de vergelijking met die van wijlen Willie Dixon overleven...

I will content to let the days go by, you were there, you were the answer to my prayer’ en “Forgetful Heart” kon ik in eerste instantie wel waarderen, maar de derde keer hoeft het niet meer voor me: ‘we loved with all the love that life can give… without you it is so hard today, why can’t we love like we did before’… Beetje poëziealbumrijmelarij. ‘Forgetful heart…All night long I lay awake and listen to the sound of pain - the door has closed thru ever more If indeed there ever was a door’. Ik hoor er Eric Clapton nog wel een hit mee scoren, maar bijschrijven in de annalen van His Bobness’ Greatest Hits is er beslist niet bij. Als David Olney, Gurf Morlix of Sam Baker met dit soort teksten aan zouden komen zetten dan gingen ze meteen de tweedehands in.

Niet alleen tekstmatig, ook muzikaal is “Together Through Life” tamelijk zouteloos. Het openingsnummer, “Beyond Here Likes Nothing”, is nog wel te pruimen en heeft een lekkere ‘groove’, een aanstekende ‘swing’. Oók een nummer waar Derek Slowhand z’n tanden in zou moeten zetten. Voor de rest is deze CD een laffe soep van Americana en blues met snufjes of cajun en tex-mex. Onderhoudend, maar verre van spannend. “This Dream Of You” is het enige liedje dat ik verder nog wil noemen, het heeft een beetje de kleur van het “Desire” album en warme, doorleefde zang: ‘am I too blind to see, is my heart playing jigsaw on me?’ Over Willie Dixon gesproken… Zo op het eerste oog laat de hoestekst weten dat Bob en Willie samen voor “My Wife’s Home Town” de muziek schreven, maar volgens mij speelde Bob teveel leentjebuur bij de in ’92 overleden superbassist en heeft Bob’s management het even snel op een akkoordje gegooid met de erven Dixon. Mindere goden komen daar beslist niet mee weg.

Over collega ‘ouwe rot’ Neil Young ben ik al weken nóg minder te spreken. Aan z’n “Fork In The Road” kon ik in den beginne weinig moois ontdekken. Ik vond het te kaal, te kil, te mechanisch. ’t Idee was leuk. Een concept album over een auto op alternatieve brandstof. Rijden en toch ‘groen’ worden. Neil steekt de loftrompet over de elektrische auto en hoe klaar de wereld ervoor, behalve "some old-timers" die het voor het zeggen hebben. Mooie auto die Tesla. Al gezien? Niet ideaal voor Neil, want die wil waarschijnlijk liever een elektrische trekker.

De albums “Re-Ac-Tor” en “Landing On Water” heb ik al jaren niet gedraaid en ook “Mirror Ball” ligt al een tijdje te stoffen. Maar deze CD klinkt kaler. Vijfenveertig jaar muzikant en het klinkt alsof het in een uurtje geschreven en opgenomen is. Maar tegelijkertijd is het een fascinerend album, net als “Living With War”, want ik weet dat als ik het maar blijf draaien, dat dit rommelige album me toch te pakken dreigt te krijgen. Ik leg het steeds weer weg want ik wil er eigenlijk pas over schrijven als mijn ‘mood’ met die van Neil samenvalt en ik een positief verhaal in elkaar kan draaien. En verdomd, ik heb de pen nog niet ter hand genomen om voor Het Platenblad het fileermes te hanteren of de zon breekt door. Een paar straaltjes, maar toch!

Een van de betere nummers, met een redelijke melodie, knorrende gitaren en aardige harmonieën is “Just Singing A Song”: ‘Just singing a song won't change the world’. In de low-budget video zie je Neil in een kayak de tekst playbacken. De boodschap lijkt te zijn dat één roepende in de woestijn, of op het water als je de video zo interpreteert, wel degelijk kan leiden tot verandering van mentaliteit. Sta op en draag je steentje bij. “Light A Candle” is m.i. de hit van het album. Het mist de gierende, piepende en knorrende gitaren van de overige nummers. Een steelgitaar is hier het toonaangevende instrument in een langzame ballade. ‘It’s the chance to give new meaning to every move we make… Instead of cursing the darkness, light a candle for where we’re going, there’s something ahead worth looking for… Light a candle in the darkness, so others might see ahead!

Eén stuk tekst, bijna de hele tekst van het titelnummer wil ik U niet onthouden: ‘There's a fork in the road ahead about this year - We salute the troops, they're all still there In a fucking war - it's no good: whose idea was that? - I've got hope, but you can't eat hope… I'm not done, not giving up, not cashing in: too late… There's a bailout coming but it's not for me, it's for all those creeps watching tickers on TV… There's a bailout coming but it's not for me… I'm a big rock star, my sales have tanked but I still got you: thanks… Download this, sounds like shit - Keep on bloggin' till the power goes out and your battery's dead - Twist and shout on the radio, those were the days: bring 'em back… There's a bailout coming but it's not for you, it's for all those creeps hiding what they do… There's a bailout coming but it's not for you, bailout coming but it's not for you…’ De republikeinen wilden ten tijde van “Living With War” Neil Young het liefst terug naar huis sturen. Ondanks de enorme bedragen aan belasting die hij 41 jaar lang aan Oom Sam heeft afgedragen terug naar Canada. Gelukkig hebben we nu bij ons in de VS een wat socialere regering. Maar ook van de helft der Democraten krijgt Obama (teveel) tegengas. Dus des te meer mensen zich in het koor begeven, des te groter wordt de kans op een eerlijke kans voor de Werker, de Gemiddelde Amerikaan, wat hier dus eufemistisch de Middenklasse genoemd wordt...

De fans, de historici en de sociologen onder U zullen deze plaat niet aan zich voorbij laten gaan. De rest kan misschien beter even doorsparen voor die uit 9 Blue Ray DVD’s bestaande Box Set “The Archives Vol. 1”. Een flinke aanschaf, maar bij de Blue Ray krijg je je hele leven lang gratis bonustracks om down te loaden en videos en foto’s en meer van dat moois. Je trouwt dus als het ware de familie binnen.

Maar wie weet waar Neil binnenkort weer mee op de proppen komt. Als ik in het verleden door hem teleurgesteld werd, dan volgde er vaak weer een knaller overheen. Na “Re-Ac-Tor” en “Trans” liepen “Everybody’s Rocking” en het geweldige, maar zwaar onderschatte “Old Ways” van de band. En na “Glendale” sloeg Neil keihard terug met “Prairie Wind”. Zat ik een paar alineas terug negatief op het toetsenbord te hameren omdat m’n helden Neil en Bob net zo voorbij zouden zijn als de ‘gouwe tijd’  van de ‘invisible republic’, ik voel me al weer een stuk beter. De volgende Neil Young en Bob Dylan albums worden weer als vanouds en tot dan houden Cadillac Sky, the Lovell Sisters, Red Molly, Twilight Hotel en Sam Baker me op de been.... EN....

Gelukkig heb ik wel iets blijs te melden over één van onze andere oude helden van weleer: de terugkeer van Cat Stevens. Meer dan 35 jaar na “Tea For The Tillerman” en “Teaser And The Firecat”, twee albums die in menig terugblik op de 20ste eeuw zeer onterecht over het hoofd gezien worden, heeft de nu als Yusuf door het leven gaande veel besproken singer/songwriter met “Roadsinger” een nieuw album afgeleverd dat bijna naadloos een drieluik met “Tillerman” en “Teaser” lijkt te vormen.

Where do you go, where do you go, when hearts are closed, when a friend becomes a stranger, nobody wants to know… Where do you go, where do you go, when the world turns dark, and the light of truth is blown out, and the roads are blocked… Where do you go to find happiness in a world filled with hatred, where do you go if no one cares and everybody's lost, looking for theirs?’ Het titelnummer zit vol romantiek, het zoeken naar waarheid en vrede en geluk – misschien gaat het over de Hemel, want Yusuf’s inner-religie is in het hele album prominent aanwezig, zonder dat het overigens opdringerig of reli-pop wordt. Het titelnummer schaart zich in de rij Cat Stevens klassiekers, naast “Moonshadow”, “Wild World”, “Sad Lisa” en noem ze maar op, met nog meer nummers van dit album, zoals bijvoorbeeld “Welcome Home” : ‘saw a sign on the path: all seekers this way… two soldiers stood and stared, no one passes by us, but hey… you’re welcome here’. Dezelfde fraaie poëzie waardoor Cat Stevens de held werd van zovele meisjes in de vroege jaren '70, en niet alleen meisjes, en dezelfde sterke melodieën die “Mona Bona Jakon” en “Tea For The Tillerman” tot zulke fraaie langspelers maakten.

Het oudste nummer op dit nieuwe album is “The Rain,” ooit gedemood in 67/68, in dezelfde periode als “Here Comes My Baby” (de hit van de Tremeloes) en “First Cut Is The Deepest” (P.P. Arnold, Sheryl Crow, Rod Stewart). Yusuf maakte het liedje pas 40 jaar later af: “Everybody’s thinking about the flood, wondering if the water’s going to turn to blood -  Things are looking bad, everybody in the world’s looking so sad.” Wat mij aanspreekt op “Roadsinger” is de melancholie, het soms wanhopige zoeken. Zoals in “World Of Darkness”: ‘In this world of darkness evil rules by night, but somewhere in the shadows someone’s seeking light… No one knows his neighbor here, no one has the time, no one cares for anyone else, in a world where the sun don't shine’. Ik zit hier in Nashville midden tussen de religieuse mafketels en er staan hier (minstens) vier kerken op ieder kruispunt. Je wordt er af en toe horendol van. Maar ik kan er niet mee zitten dat Yusuf zijn spirituele gevoelens inbouwt. Hij dringt nergens z’n geloof op en het leidt alleen maar tot mooie teksten: ‘All kinds of roses grow in my garden… All kinds of children play in my yard.. All kinds of people make up my life, all kinds of faces show me their love, all kinds of lanterns light up the dark, but only one God has a place in my heart’.

Het piano intro van “Be What You Want” overbrugt een periode van meer dan 30 jaar, het is noot voor noot een citaat uit een Cat Stevens nummer uit de jaren '70. Maar ik kan er niet opkomen welk. Ik zie de worstenvingers van Jean-Alain Roussel het zóó voor m’n ogen spelen, maar het wordt weken hersens pijnigen voor ik midden in de nacht wakker wordt met: “Eureka!”. Het is net zo makkelijk mee te zingen als het medleytje van ouwe themaatjes die in het instrumentaaltje “Shamria” verborgen liggen. De woorden neuriën in m’n achterhoofd, maar ik kan ze net niet verstaan. Wie helpt me? Ik heb alles van “Buddah And The Chocolate Box”, “Catch Bull At Four”, “Numbers” en “Foreigner Suite” ook al gedraaid. Ik geef het op.

Ik weet niet of Yusuf nog weet wie ik ben, maar ik denk nog steeds terug aan een aantal prettige autoritjes met de troubadour. Zoals die keer dat ik me versliep en in m’n eigen, behoorlijk troeperige Audi 80 veel te laat op Schiphol arriveerde ondanks de bedreigingen aan mijn adres van de kant van Steve’s toenmalige manager Barry Crost, dat-ie me zou laten ontslaan als ik het zou wagen zonder limousine te verschijnen. Steve hielp met het uitmesten van de karos en we hebben daarna tweeëneenhalf uur aan een stuk met elkaar zitten kletsen op weg naar Hilvarenbeek, waar broer David aan het opnemen was. Voor andere laatkomers was Steve wat minder tolerant. Toen de heren van Organisatiebureau Paul Acket hem ophaalden voor een optreden in het Amsterdamse Concertgebouw en een kwartiertje in het verkeer waren blijven steken, vertrok hij woest in een taxi en bleef de hele dag voor ze uit beeld. Ik heb ‘m ook eens van een vlucht uit Londen opgehaald om ‘m naar de Dureco-studio in Weesp te brengen. Daar was voor zes weken geboekt om een nieuw album op te nemen. Iedereen was er goedgemutst, er waren de nodige hapjes en drankjes, maar de piano liet het af weten. Waren ze vergeten te stemmen. Steve stapte weer bij me in de auto en Dureco was een klant kwijt. De voorlaatste keer dat ik Steve zag was bij advocaat Mr. A.J. van der Marel om Ashtar B.V. op te zetten, de uitgeverij die de copyrights van hem ging beheren en waarvan alle opbrengsten ten goede kwamen aan het kinderfonds van de UNICEF. De allerlaatste keer had Steve zich al bijna helemaal van het toneel teruggetrokken. Hij kwam nog één keer naar Amsterdam, waar we in het Marriott Hotel aan het Leidseplein twee dagen lang foto’s maakten met Laurens van Houten, daarna was er bijna 25 jaar geen muziek meer en hing zijn gitaar aan de wilgen.

Ik herinner me nog goed dat Steve die dagen blootsvoets ging en dat hij zijn zwarte Griekse baard behoorlijk liet uitgroeien. Tegenwoordig is Yusuf’s baard wat wilder en behoorlijk grijs. Hij is niet meer de verlegen, eenzame jongensachtige man van weleer, maar een vriendelijke, wijze en eerbiedwaardig heer. Zijn stem is haast onveranderd, nog steeds uit duizenden te herkennen: de warmte ervan springt bij de eerste toon als een vonk in je hart.

Ik was al behoorlijk opgetogen met “Another Cup”, de eerste nieuwe studioplaat uit 2006 en de DVD “Yusufs Café” uit 2007. Ik ben nog blijer met “Roadsinger” en kijk met spanning uit naar de musical “Boots & Sand” die Yusuf volgens de geruchten in Nashville geschreven en in elkaar gezet heeft. Er komt een soundtrack album van uit waaraan onder anderen Terry Silvester van de Hollies, Allison Kraus, Sir Paul McCartney and Dolly Parton meedoen.

Even terug naar af: is de “Rock ’n Roll”, wat Bob Dylan ‘the invisible republic’ noemt, de gouwe-ouwe tijd waarin muziek totaal ons leven beheerste, echt voorbij? We duiken er een volgende keer verder in. Maar ik wil net als vorige keer nog even stil gaan staan bij Roy Orbison. Ik moet toegeven dat ik indertijd gek werd van z’n “Oh, Pretty Woman”, kon het niet uitstaan. Mooi gezongen, maar een draak van een nummer! Sinds 1988 door z’n laatste albums, eigenlijk alles vanaf “Black and White Night Live”, vind ik ‘m weer gigantisch. “You Got It”, “The Comedians”, “She’s A Mistery To Me”, de Elvis Costello-cover “The Comedians”… Alles met de Traveling Wilburys... En al die ouwe nummers, die blijven natuurlijk fabelhaft. Vooral “Running Scared”: über-uniek, een ‘all-time-high’. Willem van Kooten had zwaar gelijk: ‘Ik heb altijd een zwak gehad voor singers/composers, zoals Gene Pitney , Roy Orbison en Del Shannon- en heb ik altijd alles van Gene Pitney gedraaid. Waarom staat Roy Orbison niet in je top 10. Je bijna buurman uit Hendersonville. Hoorde laatst weer eens een paar van z'n hits. Adembenemend en aangrijpend prachtig en tijdloos. Wat een tragiek,en wat was hij lelijk! Maar wel componist van op z’n minst 10 meesterwerken voor zichzelf en “Claudette” voor de Everly Brothers. Hallo???’

Er schiet me te binnen dat Bob Dylan in z’n boek “Chronicles” ook heel erg onder de indruk van Roy Orbison is. Hiier even een flinke alinea: Ik viste altijd naar wat nieuws op de radio. Net als de rinkelende en puffende treinen maakte dat deel uit van de soundtrack van m’n leven. Ik gaf een gier aan de zenderknop en Roy Orbison's stem knalde uit de spiekertjes. Z’n nieuwste hit "Running Scared" rolde exploderend de kamer binnen. De laatste tijd had ik veel naar popsongs met folk-invloeden geluisterd. "Michael Row the Boat Ashore," "A Hundred Pounds of Clay." Brook Benton had een hit met "Boll Weevil" en het Kingston Trio en de Brothers Four zaten vaak op de radio. Ik was een fan van het Kingston Trio. Al was hun stijl glad en oubollig, de meeste dingen van ze mocht ik wel. Songs als "Remember the Alamo” en "Long Black Rifle." Er stond altijd wel een folky song op doorbreken. Zelfs "Endless Sleep," dat van Jodie Reynolds jarenlang populair was had een folk-karakter. Orbison, echter, schoot door alle genres heen - folk, country, rock & roll, zo’n beetje van alles. Door zijn stuf mixte hij alle stijlen en zelfs een paar die nog uitgevonden moesten worden. Hij kon een regel vet en gemeen zingen en dan de volgende even mooi in falsetto als Frankie Valli. Met Roy wist je het nooit. Of je naar Opera zat te luisteren of naar Mariachi. Hij was altijd spannend. Bij hem was het vlees en bloed. Hij zong alsof-ie op de top van de Olympus stond en het was altijd menens! Een vroeg nummer van hem, "Ooby Dooby" was bedriegelijk eenvoudig, maar Roy was er stukken op vooruit gegaan. Hij zong nu eigen nummers met een bereik van drie, vier octaven, die je achter het stuur van je auto van in een ravijn wilde laten rijden. Hij zong als een beroepscrimineel. Gewoonlijk begon-ie in een laag bijna onhoorbaar register, bleef daar een beetje in rommelen en gleed dan verbazingwekkend naar histeriese hoogten. Zijn stem kon een lijk doen ontwaken, liet je altijd achter met een gevoel van “Man, niet te geloven”. Zijn nummers zaten vol liedjes binnen de liedjes. En switchten moeiteloos van mineur naar majeur, zonder enige logica. Orbison was bloedserieus – geen kikkervisserij of kruimeldiefstal. Er was niets op de radio dat aan Orbison kon tippen!

Een mooi stuk. Daar moest ik het maar bij laten. Hoewel? Willem van Kooten, voorheen Joost den Draaier aan de lijn: Hoe luidt de triviavraag nu eigenlijk precies, professor Wilbrink? Naam auteur boek en titel van dat boek invullen bij de kruisjes bedoelt U? Dat boek ken ik niet, wil ik ook niet kennen, die schrijver is maf, want hij haalt alle jaartallen en liedjes door elkaar. Het Kingston Trio was “Tom Dooley” en dat speelde zich af eind jaren 50. De Brothers Four hoorde je nooit op de radio, althans niet op de radio die ik ken. “Michael Row The Boat Ashore” was van de Highwaymen, jaren 60, ver na het Kingston Trio, maar de man vergeet Peter, Paul & Mary, die ongeveer gelijk met Brook Benton groot waren. “Endless Sleep” zegt me niets en “A Hundred Pounds of Clay” van Gene Mc Daniels hoort helemaal niet in het rijtje thuis.(Kortom,ik denk dat de schrijver Evert W. heet, kan haast niet anders). Over Big O zijn we het echter allemaal eens. Vanaf “Only The Lonely” was hij niet meer te houden. Hoewel.... Hij schreef eerder al ''Claudette” voor de Everly Brothers- en dat wilde hij natuurlijk zelf opnemen als ode aan zijn geliefde,maar kennelijk vonden ze hem toen nog te ugly voor een teenage idol en mocht hij Claudette niet zelf opnemen, hoewel HIJ met HAAR getrouwd was. Wat een tragiek in het leven van die man. Maar hij heeft zich er doorheen en overheen geschreeuwd en geschreven, en hoe! Met dank aan Fred Foster van Monument Records die Brilmans serieus nam en een kans gaf!

Wederom een mooi stuk om het maar bij te laten. Ik leg de pen neer en ga even kijken naar Lisa Hordijk op YouTube. Ik hoor van m’n moeder dat ze ‘nog mooier zingt dan die lelijke dame uit Engeland’ waarvan ze de naam vergeten is. Ik heb hier in Nashville nog nooit van de X-factor gehoord. Ik zou gedacht hebben dat dat een sci-fi fillum zou zijn, zeker geen talentenjacht á la Idols. Maar verdomd, Lisa verdient inderdaad een #1... Ik spaar al maanden verschillende versies van Leonard Cohen’s “Hallelujah”, KD Lang, briljant, vooral live! De oude geilaaes zelf is er super op dreef in in de over hem gemaakte documentaire “Song From The Life of Leonard Cohen”. Zelfs Dylan zingt het, beter dan welke song ook op z’n nieuwe album “Through Life Together”! Eigenlijk kan ik geen enkele slechte versie vinden. Jon Bonjovi is niet geweldig, maar ook niet beroerd. De 11-jarige Nora Fosi Al Jabri doet het leuk ‘live’ op TV in “Goedemorgen Noorwegen”. Wie het ook doet, ze komen er mee weg. Dus als Celine Dion en Jantje Smit straks niets kunnen vinden om uit te brengen, dan maar snel naar “Hallelujah” grijpen en... kassa! Zeker in RK Volendam een schot in de roos. Maar O.K., Lisa Hordijk mag er zijn. Zo’n meisje dat uit het niets komt en nog heel lang blijft. Een hele mooie #1...

Nederland gefeliciteerd!

Evert Wilbrink

PS: Op het moment dat ik m’n stukkie voor de laatste keer tevreden doorlees meldt Willem van Kooten zich nog even: ‘Ha ha ha, geniaal warhoofd. Bob Z is ook van 1941, net als ik. Ik had alleen maar Radio Luxemburg, hij had toen al vele soorten radio, dat blijkt wel. Als je er  op een bepaalde leeftijd (je jongensjaren, zeg maar) oor voor hebt, dan heb je wel een grote voorsprong in het leven. Dat staat vast! De Kronieken van de meester, ja, heb ik gelezen, zit in m'n bibliotheek. Boeiend! Kronieken, maar niet chronologisch en dat hoeft in dat verband natuurlijk ook niet. Het is geen geschiedenisboek’.



 
 
Reacties
Nog geen reacties
Plaats reactie
 

© s. kroeske - j.fictoor